Dialecten

Op Terschelling worden, naast het Nederlands en hier en daar wat Fries, drie dialecten gesproken: Westers, Aasters en Meslônzers.

De eerste bewoners van het eiland die rond het jaar 700 naar het eiland kwamen, spraken oud-Fries. Op deze wijze werd het Fries naar het eiland gebracht en is daarna nooit meer verdwenen. Het Westers, dat met name op West-Terschelling gesproken wordt en het Aasters dat op het oostelijk deel van het eiland (“voorbij Midsland”) gesproken wordt, stammen dan ook af van het Fries.

Het Meslônzers, dat voornamelijk in Midsland zelf gesproken wordt, is daarentegen geen Fries, maar een Hollands dialect. Helemaal zonder Fries is het dialect niet, want de tongval komt daar wel degelijk vandaan. De verklaring voor het afwijkende dialect in Midsland is te vinden in de Franse tijd, toen het bestuur van Terschelling in Midsland gevestigd was. Net als in veel andere steden in Fryslân gingen de bewoners “netter” en dus meer Hollands spreken.

Om een indruk te krijgen van de verschillende talen en dialecten en de verschillen daartussen, worden in de onderstaande tabel enkele woorden vergeleken:

Westers Meslônzers Aasters Fries Nederlands
schún schuur schún skuorre schuur
bon kyn ben bern kind
famke meiske famke famke meisje
tsjies keas tsjies tsiis kaas
-- Advertentie --