Net als in de rest van Nederland werd ook op Terschelling in klederdracht gelopen. Tegenwoordig is de klederdracht vrijwel alleen nog maar te vinden op traditionele feesten en bij volksdansgroepen, een enkeling draagt de kleding nog dagelijks.
Terschellinger vrouwen droegen wanneer zij aan het werk waren een jak van een bonte stof. Op zondagen was deze jak van een effen stof, vaak groen, bruin of zwart, met een korte schoot, wijde mouwen en nauw om de pols sluitende manchetten.
Later is de jak vervangen door het “kleetse”, een stoffen japon gemaakt uit een stuk. Bij rouw werd een zwarte gedragen, onder normale omstandigheden een effen kleur, vaak grijs. De hals was afgewerkt met een fijn wit plooiseltje, bij de zondagse jurk was dit een gebloemde, fijn geplooide borstdoek. Op het hoofd droegen de vrouwen een “mutske”, strak omgetrokken met keelbanden.
Wanneer de vrouwen op zondag gekleed gingen, werden lage schoenen met gespen en zwarte of witte kousen gedragen. Om de hals werden snoeren van bloedkoralen met gouden slot en oorbellen gedragen.
In de televisieserie “Sil de Strandjutter”, die de NCRV in de jaren ’70 uitzond, is de eilander klederdracht nog terug te zien.
Foto: Annette Boven