Het grootste dorp op Terschelling is West-Terschelling. De veerboten naar het eiland komen aan in de haven van dit dorp, het gemeentebestuur is er gevestigd en ook is de vuurtoren, de Brandaris, in dit dorp te vinden. West-Terschelling ligt aan de Dellewalbaai, de enige natuurlijk baai van Nederland.
Het dorp, door eilanders vaak kortweg “West” genoemd, is ergens in de twaalfde eeuw ontstaan. De meeste huizen in de het dorp zijn echter niet zo oud, maar dateren van na 1666. In dat jaar werd het dorp getroffen door een ramp. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog kwamen de Engelsen aan land en werd het dorp volledig platgebrand. Een klein aantal huizen, de Brandaris en de Hervormde kerk bleven gespaard.
De inwoners van West-Terschelling leefden, en leven gedeeltelijk nog, vooral van de zee. Ze voeren op de grote vaart, waren walvisvaarder, visser of loods. Landbouwers waren en zijn er in het dorp vrijwel niet te vinden, omdat het dorp in de duinen ligt en niet in de polder. Wanneer de zaken op zee slecht gingen, leden de inwoners daaronder.
Tegenwoordig vormt het toerisme, net als op de rest van het eiland, voor het drop veruit de grootste inkomstenbron. In het dorp zijn naast verscheidene hotels ook vele restaurants, cafés en winkels te vinden. De meeste van deze winkels en restaurants zijn te vinden in de drie belangrijkste straten van West: de Boomstraat, de Torenstraat en de Willem Barentszkade.